Geologie






Situering
Friland is een eilandengroep in de Atlantische Oceaan ten zuiden van IJsland en ten westen van Ierland. De Frilandse archipel bestaat uit negen grote eilanden en een ontelbaar aantal kleinere, waarvan de meeste onbewoond zijn en sommige bij vloed zelfs onder het oppervlak van de Atlantische Oceaan verdwijnen. Het grootste eiland is Westland, gevolgd door Austland en Langmark. Op de eilandengroep bevinden zich de staten Friland en Hiveria.



De belangrijkste eilanden van Friland

Tektoniek
De archipel maakt deel uit van het Rockall plateau, dat is verbonden met Europa en Azië: het ligt ten oosten van de breuklijn tussen de Amerikaanse plaat en de Euraziatische plaat. Hoewel er op Friland wel eens lichte aardbevingen voorkomen, ligt het op een stabiel plateau en is het niet zo actief als IJsland. Wel bewegen de Frilandse eilanden langzaam in westelijke richting. Vermoed wordt dat de eilanden oorspronkelijk aan Ierland vast zaten.

Gesteenten en fossielen
Het merendeel van de Frilandse bodem is gevormd in het Carboon, zo'n 320 miljoen jaar geleden. De rivierdelta in Riksga bestaat grotendeels uit recente afzettingen uit het Holoceen.
        Friland is niet altijd een eilandengroep geweest; fossielen van schelpdieren tonen aan dat het eens op de bodem van de oceaan lag. Wel wijzen de schaarse vondsten van fossiele planten en landdieren erop dat in ieder geval kleine delen van het land toentertijd boven water moeten hebben gelegen. Ook komt er op sommige plaatsen steenkool voor in de bodem, dat in het Carboon is gevormd uit plantaardig materiaal. Tot op heden zijn er geen fossielen van dinosauriërs in Friland aangetroffen, wel zijn er afdrukken van amfibieën, planten en insecten gevonden. De spectaculairste vondst tot nu toe is een goed bewaard gebleven afdruk van een reuzenlibelle (Meganeura), dat met een vleugelspanwijdte van meer dan 75 centimeter het grootste vliegende insect uit de geschiedenis is. De meeste in Friland aangetroffen fossielen betreffen echter zeedieren.

Grondstoffen
Afgezien van wat kleine steenkoolafzettingen zijn er vrijwel geen fossiele brandstoffen in de Frilandse bodem aanwezig. Wel is de bodem rijk aan mineralen: met name metalen, sulfiden, halogeniden, oxiden, hydroxiden en silicaten. De vier belangrijkste delfstoffen zijn lood, goud, ijzer en koper; samen zorgen zij voor een aanzienlijk deel van de Frilandse inkomsten.

Bodemgebruik
De westkust van Friland, met name Skak en het westen van Berglaft, zijn erg winderig en regenachtig. Wel is de bodem er op sommige plaatsen zeer vruchtbaar, vooral bij de rivieren. Het oostelijk deel van Westland, dat aan de lijzijde van het Langgebergte (Langfergun) ligt, is erg bosrijk. Ook komen op sommige plaatsen venen en moerassen voor. Door uitputting van de bodem zijn er in de Frilandse gouw Nurþland en in de Hiveriaanse provincie Danab heidegronden ontstaan.