Natuurleven in Giethoorn en Den Haag

4. J.J. Hof: Natuurleven

De dankzij Ger Harmsen en Jannes Houkes enigszins bekende anarchistische "natuursporter" J.J. Hof werd in zijn eigen tijd wel verward met zijn naamgenoot die zich inzette voor het Fries, Jan Jelles. "Onze" J.J. heet echter Jan Jans en is twee jaar eerder geboren dan die andere, in 1870, in het Friese Lageduurswold weliswaar, maar strijder voor het Fries is hij niet geweest - de verwarring is verklaarbaar door de (in zijn geval extra begrijpelijke) gewoonte geen voornamen te vermelden. Volgens zijn biografen ergerde Hof zich als kweekschoolleerling zich tenslotte aan het stevige roken in zijn kring en stopte hij hiermee na het lezen van "een brochure van een levenshervormer over de vraag waarom wij ons bedwelmen". Deze kennismaking met Tolstoy deed Hof klaarblijkelijk kiezen voor het humanitarisme, dat hij trouw is gebleven. Hij heeft zich nooit met het christen-anarchisme ge�dentificeerd, al heeft hij hier steeds wel dicht bij gestaan.

Als onderwijzer te Giethoorn colporteerde hij samen met Tjerk Luitjes eind 1900 met een brochure "Algemeene werkstaking". Hof heeft zelf een brochure onder deze titel geschreven, die door Harmsen en Joukes gedateerd wordt op 1903. Dit is zijn enige "arbeidersbewegings"-achtige geschrift: "Eenmaal zal de moderne slaaf begrijpen dat hij alleen alles in handen heeft wat hij wil. En als hij dat begrepen heeft, zal geen macht ter wereld hem kunnen buigen. Uit is dan 't rijk van Mammon en Gezag! Gewerkt daarom voor de opheffing van allen loonarbeid! Gewerkt voor de heerlijke idee van: Algemeene werkstaking."

Maar zijn grote historische verdienste is de redactie van het blad Natuurleven, die hij van 1902 tot 1941 gevoerd heeft, een "populair, ge�llustreerd weekblad voor natuurwetenschap, tuinbouw en bloementeelt." En het blad was inderdaad ge�llustreerd en is wekelijks blijven verschijnen! Het werd regelmatig gevuld met uit andere bladen overgenomen artikelen, maar in het algemeen was Hof zelf de schrijver van het meeste wat in dit blad te lezen is. Een prestatie die slechts met grote bewondering bezien kan worden, en die hem als gedreven popularisator op ��n lijn plaatst met Thijsse, die ook steeds in de eerste plaats onderwijzer of leraar was.

In zeker opzicht - want met al zijn betoonde inzet voor de natuurstudie dient vastgesteld te worden dat Hof geen meeslepend nu nog toegankelijk schrijver was op de gebieden waarmee hij zich bezig heeft gehouden. In de eerste plaats populariseert hij andere schrijvers, zoals hij ook heel wat boeken heeft vertaald. Mogelijke eigen bijdragen aan de veldbiologie worden door zijn meestal afstandelijke stijl verhuld. Hij weet zijn humanitaire engagement op de achtergrond te houden, tenzij slechte behandeling van dieren daadwerkelijk aan de orde is. Vanaf 1916 tot het einde (officieel: 1920) redigeert hij ook nog Androcles - maandblad aan de belangen der dieren gewijd, en hij bleef medewerker aan de opvolger van dit blad, Dierenbescherming. Is het vanwege het humanitaire engagement dat de door hem zelf geschreven bijdragen aan de natuurstudie hoofdzakelijk gewijd zijn aan botanische onderwerpen, en zeker niet de meest tot de verbeelding sprekende: levermossen, varens, algen en mossen? In Een heel jaar in de natuur (Zutphen: W.J. Thieme & Cie., 1938) komen wel meermalen dieren en bloemplanten aan de orde. Ook verschijnt van zijn hand in 1926 Onderling hulpbetoon in de dierenwereld, een titel die duidelijk genoeg naar Kropotkin verwijst.

Zijn in alle opzichten bescheiden te noemen eigen levensschets in De roep der velden - zwerftochten naar de bronnen van vreugde en schoonheid (uitgegeven en geredigeerd door A.G. Schoonderbeek te Laren, 1927) vermeldt dat hij lezingen en cursussen met lichtbeelden geeft over natuurhistorische onderwpen, en dat hij door gesproken en geschreven woord in humanitaire richting werkt (p.61). Het kan geen toeval zijn dat zijn portretfoto in dit boek zijn boekenkast als duidelijke achtergrond heeft.

De ontwikkeling van de techniek volgt hij in Natuurleven en in losse geschriften als een trouw gelovige in de vooruitgang, die bijvoorbeeld een toename van vrijheid verwacht van het automobilisme, maar dergelijke uitingen uit de tijd van voor de Eerste Wereldoorlog kunnen wij met de mantel der liefde bedekken. De tegenstelling tot de roepende velden was nog niet te voorzien.

De vooruitgangsgedachte was voor Hof uit de natuur zelf te lezen: "De kleinste en laagst ontwikkelde, zoo goed als de hoogst georganiseerde levende wezens, de mensch zelf niet uitgezonderd, hebben een gemeenschappelijke levensbron. In de mate van ontwikkeling heerscht oneindige verscheidenheid, in het wezen der zaak echter een onmiskenbare eenheid. Dit trekt ons niet naar beneden; het houdt geen verlaging in van de hooge plaats die de 'heer der Schepping' inneemt in de groote natuur. Integendeel, het opent een verheffend uitzicht op nooit eindigenden vooruitgang, op een steeds verder gaande ontwikkeling van alle levenskrachten."

Geheel vrij van natuurlyriek of -mystiek was Hof toch ook niet. Eigenlijk mag men dit ook niet verwachten van iemand die in zijn jeugd voorgoed gegrepen was door de overweldigende stilte en het landschap van het Fochtelo�r veen. Het spreekt uit het stuk "Wondervol mysterie", aan het begin van de tweede jaargang van Natuurleven: "Steeds meer .. wenkt [den ware natuuronderzoeker] het Geheim der dingen met onweerstaanbare toovermacht, aan wier werking hij zich niet vermag te onttrekken. Het groote Mysterie van het Zijn, dat wij voelen in elk ding dat naast ons staat, hoe straalt het ons tegen met vurig licht, zonder dat wij nog de lichtbron zelve vermogen te aanschouwen. (...) Het Mysterie is de verheven zin van het Leven. Wij Zelf zijn de zin van het leven. (...) De boomen spreken van het Mysterie als ze zachtkens ruisen. De zee heeft altijd haar groote hart er vol van en de golven roepen, roepen gestadig."

Met Hof, die tot het einde van zijn leven toegewijd blijft aan de natuurstudie, zijn we overigens de grens van het ontwakend natuurbesef en van een belangrijke rol in het maatschappelijk leven in het algemeen van anarchisten in Nederland, ruim gepasseerd. Hof is overleden in 1953.

Terug naar Inhoud / Home




Hosted by www.Geocities.ws

1